Met Loon kunt u zelf
uw loonadministratie voeren. Hierbij komen vanzelfsprekend vele
loonberekeningen om de hoek kijken.
Al die berekeningen hangen nauw samen met zaken als werknemersverzekeringen,
franchises, heffingsloon, loonheffing, loonheffingskorting, enzovoort.
Om in deze soms lastige materie enig inzicht te verkrijgen, vindt u
onderstaand een uitleg.
Hoofdstukindeling
We beginnen met het bredere kader waarbinnen genoemde begrippen vallen: de
sociale zekerheid. De sociale zekerheid in Nederland omvat de:
1) Sociale verzekeringen
2) Sociale voorzieningen
Daarna volgen twee zaken die we nader bekijken om de loonberekeningen beter te
begrijpen:
3) Grondslagen premies
4) Uitleg berekening
werknemersverzekeringen.
Ad 1) Sociale verzekeringen
De sociale verzekeringen zijn
onderverdeeld in:
1a) de werknemersverzekeringen (sociale premies), en
1b) de volksverzekeringen.
1a Werknemersverzekeringen (sociale
premies)
De werknemersverzekeringen - het woord
zegt het al - zijn alleen bedoeld voor werknemers. Ze verzekeren werknemers
tegen derving van inkomen en tegen het risico van geneeskundige kosten. In
Nederland kennen we landelijk verplichte werknemersverzekeringen en
risicogroep-eigen werknemersverzekeringen.
Landelijk verplichte
werknemersverzekeringen
Deze betreffen de:
• Werkloosheidswet (WW). De werkgever betaalt ook in 2022 WW-premie. De
werknemer niet.
Let op! Met ingang van 1 januari 2020 gelden voor de premie WW twee percentages.
In 2022 zijn dat de lage van 2,70%, en de hoge van 7,70%. De lage premie is van
toepassing als aan 3 voorwaarden wordt voldaan:
- er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd
- de arbeidsovereenkomst is schriftelijk en
- er is geen sprake van een oproepovereenkomst.
• Zorgverzekeringswet (ZVW). Deze premie wordt reeds sinds 2013 geheel door de
werkgever betaald. De ZVW-premie
verdween daarmee van de loonstrook van de werknemer.
•
Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) / Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
(WIA). De basispremie Aof / WAO/WIA
betaalt de werkgever in alle sectoren volledig zelf. Dat geldt ook voor de uniforme
premie WAO.
• Door de Modernisering Ziektewet verdween per 2014 de gedifferentieerde premie
WGA en kwam er een nieuwe premie: de gedifferentieerde premie
Werkhervattingskas (Whk). Deze Whk-premie bestaat anno 2022 uit: premiedeel WGA
en premiedeel ZW-flex.
NB In 2016 was de WGA-premie nog verder opgesplitst in een apart WGA-vast-deel en een WGA-flex-deel. Sinds 2017 is die scheiding er niet meer. Het Whk-onderdeel WGA mag de werkgever voor de helft verrekenen met de werknemer. De werkgever betaalt dus de ene helft, de werknemer de andere helft. De premie is niet aftrekbaar en wordt door de werknemer dus vanuit het netto loon betaald. Het Whk-onderdeel ZW-flex mag niet worden verrekend met de werknemer.
•
De premie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is per 2022 eveneens gedifferentieerd.
In Loon wordt die Aof-premie zo genoemd: Aof / Basispremie W.A.O./ W.I.A.
werkgever.
Er is een Aof-premiepercentage voor de kleine werkgevers: 5,49%. En er is een
Aof-premiepercentage voor de (middel)grote werkgevers: 7,05%. Let op: de kans
is groot dat u een kleine werkgever bent. De grens is namelijk een premieloon
in het refertejaar 2020 van maar liefst € 882.500 (of lager, natuurlijk).
Risicogroep-eigen
werknemersverzekeringen
Elk bedrijf in Nederland is ingedeeld in een risicogroep (sector). Zo bestaan
er in Nederland totaal zo'n 200 risicogroepen. Variërend van Agrarische
bedrijven en Banken, tot Horeca en Stukadoors. Bijna al die 200 risicogroepen
hebben een eigen collectieve arbeidsover-eenkomst (cao). In een cao worden door
werkgevers- en werknemersorganisaties bindende afspraken gemaakt over
risicogroep-eigen werknemersverzekeringen. Meestal worden die cao-afspraken één
maal per jaar opnieuw bekeken.
In een cao staan veelal afspraken over de volgende risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen:
• Pensioen
• Sociaal fonds
• ANW-gat (Algemene Nabestaanden Wet), en het
• WIA-gat
• In een groeiend aantal sectoren wordt de PAWW-premie
berekend: Reparatie derde jaar WW'.
Deze werknemersverzekeringen zijn bindend, dus verplicht. De onderlinge
verdeling van de premie-betaling tussen de werkgever en de werknemer
verschillen per risicogroep, evenals de premie-percentages zelf.
Premies inhouden en afdragen
De werkgever (= inhoudingsplichtige) moet de premies inhouden en afdragen,
zowel voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen als voor de via de
risicogroep-eigen werknemersverzekeringen.
De premies voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen draagt de
werkgever af aan de fiscus. De premies voor risicogroep-eigen
werknemersverzekeringen draagt de werkgever af aan het pensioenfonds, als het
een pensioenpremie betreft.
1b) Volksverzekeringen
We kennen in Nederland de volgende volksverzekeringen:
• Algemene ouderdomswet (AOW)
• Algemene nabestaandenwet (ANW)
• Algemene kinderbijslagwet (AKW), en de
• Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ).
Omdat het verzekeringen betreft, wordt ook voor deze wetten premie geheven. De
werknemer betaalt deze premies. De werkgever (ook nu de inhoudingsplichtige)
houdt de premies voor de volksverzekeringen in. De volksverzekeringen
verschillen niet per risicogroep. De
regels worden namelijk landelijk en voor iedereen bindend door het Ministerie
van Financiën bepaald.
Loonheffing
De werkgever houdt tegelijk met de volksverzekering een bedrag in voor de
loonbelasting. Ook de loonbelasting wordt volledig door de werknemer betaald,
en afgedragen door de werkgever aan de fiscus. De inhoudingen voor de
volksverzekeringen en de loonbelasting tezamen vormen de zogenoemde loonheffing.
De loonheffing dient als voorheffing op de inkomstenbelasting.
Loonheffingskorting
De Belastingdienst kent een korting op de loonheffing: de loonheffingskorting.
Een werknemer mag zijn loonheffingskorting slechts bij één inhoudingsplichtige
(werkgever) tegelijk laten toepassen. De totale loonheffingskorting wordt
bepaald door de volgende heffingskortingen:
• de algemene heffingskorting
• de arbeidskorting
De algemene heffingskorting
Alle (binnenlandse) belastingplichtigen hebben recht op de algemene heffingskorting.
De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.888,-- voor het jaar 2022.
De arbeidskorting
Werknemers met loon uit zogenoemde tegenwoordige arbeid hebben bovendien recht
op arbeidskorting. Tegenwoordige arbeid is 'normale' arbeid'. De arbeidskorting
geldt dus niet voor inkomsten uit bijvoorbeeld pensioenen, vut, AOW en
dergelijke.
Vanaf 2020 nog maar twee schijven
Na aftrek van de loonheffingskorting, betaalt de werknemer over het 'restbedrag'
over de eerste schijf loonbelasting en premie volksverzekering. Over het deel
van het inkomen dat boven de eerste schijf uitkomt, is alleen loonbelasting
verschuldigd. Doordat het percentage loonheffing per schijf toeneemt, ontstaat
er een systeem gebaseerd op draagkracht.
Over de eerste schijf (t.m. € 69.398,--) wordt in 2022 37,07%
betaald, terwijl dat over de tweede schijf (toptarief) 49,50% is. In 2022 zijn
er dus nog maar twee loonheffingsschijven.
Witte tabellen
In Loon worden
voor de loonheffing vrijwel altijd de witte tabellen (van de fiscus) toegepast.
Deze tabellen gelden voor loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. In die
tabellen staat per tabelloon de loonheffing vermeld mét loonheffingskorting en
zónder loonheffingskorting.
Verplichte werknemersverzekeringen +
loonheffing = loonheffingen
De werkgever draagt de premies voor de landelijk verplichte
werknemersverzekeringen, de ZVW-premie en de loonheffing af aan de fiscus. Die
worden tezamen de loonheffingen
genoemd.
Ad 2) Sociale voorzieningen
Naast de sociale verzekeringen
zijn er de sociale voorzieningen. Ze vormen een aanvulling op de sociale
verzekeringen. Wie niet in aanmerking komt voor een uitkering via een sociale
verzekeringswet, of als deze uitkering te laag is om van te kunnen leven, kan
een beroep doen op de sociale voorzieningen. De bekendste sociale voorziening
is de Algemene bijstandswet (ABW).
Voor de sociale voorzieningen hoeft geen premie te worden betaald. Ze worden
betaald uit de algemene middelen (belastingen) en niet uit de premiepot. De
uitvoering van ABW is opgedragen aan de Gemeentelijke Sociale Diensten.
Voor de berekeningen in Loon zijn de sociale voorzieningen niet van belang.
Ad 3) Grondslagen premies
Het
begrip grondslagen is van belang als we de Nederlandse manier van
loonberekeningen willen snappen. De Belastingdienst meldde reeds in 2006 dat er
een (verdere) uniformering van de loonbegrippen zou gaan plaatsvinden, waarbij
de grondslag fiscaal loon leidend is. In de praktijk viel dat echter tegen. Zo hadden tot en met het jaar 2012
de werknemers-verzekeringen, de premie Zorgverzekeringswet en de loonheffing
elk een verschillende grondslag.
Er is sinds 1 januari 2013
echter een grote stap gezet in de richting van meer eenheid in de grondslagen: de introductie van het uniforme loonbegrip.
De gevolgen hiervan op een rij:
• Eén en dezelfde grondslag voor
de premies werknemersverzekeringen, de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) en de
loonheffing.
• Hierdoor verdwijnen uit de loonberekeningen
de volgende grondslagen: Loon Sociale
Verzekeringen, Loon Zorgverzekeringswet en het Fiscaal loon.
• In plaats daarvan hanteren wij een nieuw begrip: het heffingsloon
Wat echter onveranderd is gebleven: de risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen
kunnen per risicogroep verschillende grondslagen hebben. De ene risicogroep
baseert de premie-berekening pensioen op het brutoloon, terwijl een andere
risicogroep voor die premie het heffingsloon hanteert.
Voor een beter begrip volgt hieronder een uitleg van de diverse grondslagen:
Brutoloon
Het bruto loon is het 'ruwe' loon dat de werkgever en werknemer
onderling overeenkomen.
Heffingsloon
Het heffingsloon is het brutoloon minus de risicogroep-eigen
werknemersverzekeringen als die samenhangen met pensioen en
arbeidsongeschiktheid. Het heffingsloon heet zo omdat het sinds 2013 de basis
vormt voor zowel de landelijk verplichte werknemersverzekeringen, als ook voor
de premie ZVW, én voor de loonheffing.
Netto loon
Het
netto loon is vanzelfsprekend het loon dat de werknemer uiteindelijk 'schoon'
in handen krijgt.
In Bijlage B vindt u een voorbeeld van een loonstrook anno 2022 .Het betreft
een voorbeeld uit de sector Metaal en Techniek.
Ad 4) Uitleg berekening werknemersverzekeringen
Bij de
berekening van de diverse werknemers- en eventuele pensioenverzekeringen komen
begrippen als franchise, maximum bedragen voor premieberekening en
leeftijdsgrens om de hoek kijken. Om ook in deze materie beter
inzicht te verkrijgen, vindt u onderstaand een uitleg per genoemd begrip.
Franchise
Een franchise is een vrijgesteld
bedrag. Dat wil zeggen een bedrag dat vóór de berekening van bijvoorbeeld de
pensioenpremie mag worden afgetrokken van de grondslag.
Voorbeeld: anno 2022 bedraagt een pensioenpremie 5% van het bruto loon. De
franchise bedraagt € 1.000 per maand. Stel dat het
bruto loon € 3.000,-- per maand bedraagt. Het bruto loon van € 3.000,--
minus die € 1.000,--
= €
2.000,--. Daarover 5% = € 100,--. Zonder de franchise zou de premie
pensioen recht-toe-recht-aan 5% van € 3.000,-- bedragen.
Let op: in het kader van de uniformering loonbegrip is de franchise voor de
premie WW per 2013 afgeschaft. Een franchise komt alleen nog voor bij
risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen.
Maximum
bedrag voor premieberekening
Het bedrag dat geheven mag worden voor een premie kent altijd een maximum. Als
de werknemer uit ons voorbeeld een heffingsloon kent van € 5.000,-- per maand, dan zal de
afdracht voor bijvoorbeeld de premie ZVW níet € 5.000,-- x 6,75% = € 337,50 bedragen.
Bij een heffingsloon van € 5.000,-- per maand overschrijdt
deze werknemer namelijk het maximum bedrag voor premieberekening ZVW. In 2022
bedraagt dat maximum € 4.975,50 per maand. Over een hoger bedrag
mag simpelweg niet worden ingehouden. Om bij ons ZVW-voorbeeld te blijven: de
werkgever betaalt per maand premie over maximaal
€ 4.975,50. Daarvan 6,75% = € 335,85.
De maximumpremie-grondslag voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen
(WW, WAO/WIA, Werkhervattingskas) bedraagt in 2022 eveneens € 4.975,50 per maand.
Leeftijdsgrens
Voor
veel premies werknemersverzekeringen geldt een maximum leeftijdsgrens. Boven
die leeftijd mag de betreffende premie niet meer op het loon van de werknemer
worden ingehouden of door de werkgever betaald. Meestal is die leeftijdsgrens 66
jaar en zeven maanden (AOW-leeftijd in 2022). De premie Zorgverzekeringswet
moet echter ook voor werknemers ouder dan 66 jaar en zeven maanden betaald
worden.