We willen graag gebruikmaken van cookies.

  Cookie-instellingen

Bijlagen

Bijlage A: Het stelsel van sociale zekerheid in Nederland (2024)

Met Loon kunt u zelf uw loonadministratie voeren. Hierbij komen vanzelfsprekend vele loonberekeningen om de hoek kijken. Al die berekeningen hangen nauw samen met zaken als werknemersverzekeringen, franchises, heffingsloon, loonheffing, loonheffingskorting, enzovoort.

Om in deze soms lastige materie enig inzicht te verkrijgen, vindt u onderstaand een uitleg.

Hoofdstukindeling
We beginnen met het bredere kader waarbinnen genoemde begrippen vallen: de sociale zekerheid. De sociale zekerheid in Nederland omvat de:
1) Sociale verzekeringen
2) Sociale voorzieningen

Daarna volgen twee zaken die we nader bekijken om de loonberekeningen beter te begrijpen:
3) Grondslagen premies
4) Uitleg berekening werknemersverzekeringen.

Ad 1) Sociale verzekeringen
De sociale verzekeringen zijn onderverdeeld in:
1a) de werknemersverzekeringen (sociale premies), en
1b) de volksverzekeringen.

1a Werknemersverzekeringen (sociale premies) 
De werknemersverzekeringen - het woord zegt het al - zijn alleen bedoeld voor werknemers. Ze verzekeren werknemers tegen derving van inkomen en tegen het risico van geneeskundige kosten. In Nederland kennen we landelijk verplichte werknemersverzekeringen en risicogroep-eigen werknemersverzekeringen.

Landelijk verplichte werknemersverzekeringen
Deze betreffen de:
• Werkloosheidswet (WW). De werkgever betaalt ook in 2024 WW-premie. De werknemer niet.

Let op! Met ingang van 1 januari 2020 gelden voor de premie WW twee percentages. In 2024 zijn dat de lage van 2,64%, en de hoge van 7,64%. De lage premie is van toepassing als aan 3 voorwaarden wordt voldaan:
 - er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
- de arbeidsovereenkomst is schriftelijk en
- er is geen sprake van een oproepovereenkomst.

• Zorgverzekeringswet (ZVW). Deze premie wordt reeds sinds 2013 geheel door de werkgever betaald. De ZVW-premie verdween daarmee van de loonstrook van de werknemer.
• Wet Arbeidsongeschiktheid (WAO) / Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De basispremie Aof / WAO/WIA betaalt de werkgever in alle sectoren volledig zelf. Dat geldt ook voor de uniforme premie WAO.
• Door de Modernisering Ziektewet verdween per 2014 de gedifferentieerde premie WGA en kwam er een nieuwe premie: de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk). Deze Whk-premie bestaat anno 2024 uit: premiedeel WGA en premiedeel ZW-flex.

NB In 2016 was de WGA-premie nog verder opgesplitst in een apart WGA-vast-deel en een WGA-flex-deel. Reeds sinds 2017 is die scheiding er niet meer. Het Whk-onderdeel WGA mag de werkgever voor de helft verrekenen met de werknemer. De werkgever betaalt dus de ene helft, de werknemer de andere helft. De premie is niet aftrekbaar en wordt door de werknemer dus vanuit het netto loon betaald. Het Whk-onderdeel ZW-flex mag niet worden verrekend met de werknemer.

• De premie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is eveneens gedifferentieerd. In Loon wordt die Aof-premie zo genoemd: Aof / Basispremie W.A.O./ W.I.A. werkgever.

Er is een Aof-premiepercentage voor de kleine werkgevers: 6,18%. En er is een Aof-premiepercentage voor de (middel)grote werkgevers: 7,54%. Let op: de kans is groot dat u een kleine werkgever bent. De grens is namelijk een premieloon in het refertejaar 2021 van maar liefst € 942.500 (of lager, natuurlijk).

Risicogroep-eigen werknemersverzekeringen
Elk bedrijf in Nederland is ingedeeld in een risicogroep (sector). Zo bestaan er in Nederland totaal zo'n 200 risicogroepen. Variërend van Agrarische bedrijven en Banken, tot Horeca en Stukadoors. Bijna al die 200 risicogroepen hebben een eigen collectieve arbeidsover-eenkomst (cao). In een cao worden door werkgevers- en werknemersorganisaties bindende afspraken gemaakt over risicogroep-eigen werknemersverzekeringen. Meestal worden die cao-afspraken één maal per jaar opnieuw bekeken.

In een cao staan veelal afspraken over de volgende risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen:
• Pensioen
• Sociaal fonds
• ANW-gat (Algemene Nabestaanden Wet), en het
• WIA-gat
• In een groeiend aantal sectoren wordt de PAWW-premie berekend: Reparatie derde jaar WW'.

Deze werknemersverzekeringen zijn bindend, dus verplicht. De onderlinge verdeling van de premie-betaling tussen de werkgever en de werknemer verschillen per risicogroep, evenals de premie-percentages zelf.

Premies inhouden en afdragen
De werkgever (= inhoudingsplichtige) moet de premies inhouden en afdragen, zowel voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen als voor de via de risicogroep-eigen werknemersverzekeringen.

De premies voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen draagt de werkgever af aan de fiscus. De premies voor risicogroep-eigen werknemersverzekeringen draagt de werkgever af aan het pensioenfonds, als het een pensioenpremie betreft.

1b) Volksverzekeringen
We kennen in Nederland de volgende volksverzekeringen:
• Algemene ouderdomswet (AOW)
• Algemene nabestaandenwet (ANW)
• Algemene kinderbijslagwet (AKW), en de
• Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ).

Omdat het verzekeringen betreft, wordt ook voor deze wetten premie geheven. De werknemer betaalt deze premies. De werkgever (ook nu de inhoudingsplichtige) houdt de premies voor de volksverzekeringen in. De volksverzekeringen verschillen niet per risicogroep. De regels worden namelijk landelijk en voor iedereen bindend door het Ministerie van Financiën bepaald.

Loonheffing
De werkgever houdt tegelijk met de volksverzekering een bedrag in voor de loonbelasting. Ook de loonbelasting wordt volledig door de werknemer betaald, en afgedragen door de werkgever aan de fiscus. De inhoudingen voor de volksverzekeringen en de loonbelasting tezamen vormen de zogenoemde loonheffing. De loonheffing dient als voorheffing op de inkomstenbelasting.

Loonheffingskorting
De Belastingdienst kent een korting op de loonheffing: de loonheffingskorting. Een werknemer mag zijn loonheffingskorting slechts bij één inhoudingsplichtige (werkgever) tegelijk laten toepassen. De totale loonheffingskorting wordt bepaald door de volgende heffingskortingen:
• de algemene heffingskorting
• de arbeidskorting

De algemene heffingskorting
Alle (binnenlandse) belastingplichtigen hebben recht op de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 3.366,-- voor het jaar 2024.

De arbeidskorting
Werknemers met loon uit zogenoemde tegenwoordige arbeid hebben bovendien recht op arbeidskorting. Tegenwoordige arbeid is 'normale' arbeid'. De arbeidskorting geldt dus niet voor inkomsten uit bijvoorbeeld pensioenen, vut, AOW en dergelijke.

Vanaf 2020 nog maar twee schijven
Na aftrek van de loonheffingskorting, betaalt de werknemer over het 'restbedrag' over de eerste schijf loonbelasting en premie volksverzekering. Over het deel van het inkomen dat boven de eerste schijf uitkomt, is alleen loonbelasting verschuldigd. Doordat het percentage loonheffing per schijf toeneemt, ontstaat er een systeem gebaseerd op draagkracht.

Over de eerste schijf (t.m. € 75.549,--) wordt in 2024 36,97% betaald, terwijl dat over de tweede schijf (toptarief) 49,50% is. In 2024 zijn er dus nog maar twee loonheffingsschijven.

Witte tabellen
In Loon worden voor de loonheffing vrijwel altijd de witte tabellen (van de fiscus) toegepast. Deze tabellen gelden voor loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. In die tabellen staat per tabelloon de loonheffing vermeld mét loonheffingskorting en zónder loonheffingskorting.

Verplichte werknemersverzekeringen + loonheffing = loonheffingen
De werkgever draagt de premies voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen, de ZVW-premie en de loonheffing af aan de fiscus. Die worden tezamen de loonheffingen genoemd.

Ad 2) Sociale voorzieningen

Naast de sociale verzekeringen zijn er de sociale voorzieningen. Ze vormen een aanvulling op de sociale verzekeringen. Wie niet in aanmerking komt voor een uitkering via een sociale verzekeringswet, of als deze uitkering te laag is om van te kunnen leven, kan een beroep doen op de sociale voorzieningen. De bekendste sociale voorziening is de Algemene bijstandswet (ABW).

Voor de sociale voorzieningen hoeft geen premie te worden betaald. Ze worden betaald uit de algemene middelen (belastingen) en niet uit de premiepot. De uitvoering van ABW is opgedragen aan de Gemeentelijke Sociale Diensten.

Voor de berekeningen in Loon zijn de sociale voorzieningen niet van belang.

Ad 3) Grondslagen premies
Het begrip grondslagen is van belang als we de Nederlandse manier van loonberekeningen willen snappen. De Belastingdienst meldde reeds in 2006 dat er een (verdere) uniformering van de loonbegrippen zou gaan plaatsvinden, waarbij de grondslag fiscaal loon leidend is. In de praktijk viel dat echter tegen. Zo hadden tot en met het jaar 2012 de werknemers-verzekeringen, de premie Zorgverzekeringswet en de loonheffing elk een verschillende grondslag.

Er is reeds sinds 1 januari 2013 echter een grote stap gezet in de richting van meer eenheid in de grondslagen: de introductie van het uniforme loonbegrip. De gevolgen hiervan op een rij:
• Eén en dezelfde grondslag voor de premies werknemersverzekeringen, de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) en de loonheffing.
• Hierdoor verdwijnen uit de loonberekeningen de volgende grondslagen: Loon Sociale  Verzekeringen, Loon Zorgverzekeringswet en het Fiscaal loon.
• In plaats daarvan hanteren wij een nieuw begrip: het heffingsloon

Wat echter onveranderd is gebleven: de risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen kunnen per risicogroep verschillende grondslagen hebben. De ene risicogroep baseert de premie-berekening pensioen op het brutoloon, terwijl een andere risicogroep voor die premie het heffingsloon hanteert.

Voor een beter begrip volgt hieronder een uitleg van de diverse grondslagen:

Brutoloon
Het bruto loon is het 'ruwe' loon dat de werkgever en werknemer onderling overeenkomen.

Heffingsloon
Het heffingsloon is het brutoloon minus de risicogroep-eigen werknemersverzekeringen als die samenhangen met pensioen en arbeidsongeschiktheid. Het heffingsloon heet zo omdat het reeds sinds 2013 de basis vormt voor zowel de landelijk verplichte werknemersverzekeringen, als ook voor de premie ZVW, én voor de loonheffing.

Netto loon
Het netto loon is vanzelfsprekend het loon dat de werknemer uiteindelijk 'schoon' in handen krijgt.

In Bijlage B vindt u een voorbeeld van een loonstrook anno 2024 .Het betreft een voorbeeld uit de sector Metaal en Techniek.

Ad 4) Uitleg berekening werknemersverzekeringen
Bij de berekening van de diverse werknemers- en eventuele pensioenverzekeringen komen begrippen als franchise, maximum bedragen voor premieberekening en leeftijdsgrens om de hoek kijken. Om ook in deze materie beter inzicht te verkrijgen, vindt u onderstaand een uitleg per genoemd begrip.

Franchise
Een franchise is een vrijgesteld bedrag. Dat wil zeggen een bedrag dat vóór de berekening van bijvoorbeeld de pensioenpremie mag worden afgetrokken van de grondslag.

Voorbeeld: anno 2024 bedraagt een pensioenpremie 5% van het bruto loon. De franchise bedraagt € 1.000 per maand. Stel dat het bruto loon € 3.000,-- per maand bedraagt. Het bruto loon van € 3.000,-- minus die € 1.000,-- = € 2.000,--. Daarover 5% = € 100,--. Zonder de franchise zou de premie pensioen recht-toe-recht-aan 5% van € 3.000,-- bedragen.

Let op: in het kader van de uniformering loonbegrip is de franchise voor de premie WW per 2013 afgeschaft. Een franchise komt alleen nog voor bij risicogroep-eigen werknemers-verzekeringen.

Maximum bedrag voor premieberekening
Het bedrag dat geheven mag worden voor een premie kent altijd een maximum. Als de werknemer uit ons voorbeeld een heffingsloon kent van € 5.000,-- per maand, dan zal de afdracht voor bijvoorbeeld de premie ZVW níet € 5.000,-- x 6,57% = € 328,50 bedragen.

Bij een heffingsloon van € 5.000,-- per maand overschrijdt deze werknemer namelijk het maximum bedrag voor premieberekening ZVW. In 2024 bedraagt dat maximum € 5.969,- per maand. Over een hoger bedrag mag simpelweg niet worden ingehouden. Om bij ons ZVW-voorbeeld te blijven: de werkgever betaalt per maand premie over maximaal

€ 5.969. Daarvan 6,57% = € 392,16.

De maximumpremie-grondslag voor de landelijk verplichte werknemersverzekeringen (WW, WAO/WIA, Werkhervattingskas) bedraagt in 2024 eveneens € 5.969,-  per maand.

Leeftijdsgrens
Voor veel premies werknemersverzekeringen geldt een maximum leeftijdsgrens. Boven die leeftijd mag de betreffende premie niet meer op het loon van de werknemer worden ingehouden of door de werkgever betaald. Meestal is die leeftijdsgrens 67 jaar (AOW-leeftijd in 2024). De premie Zorgverzekeringswet moet echter ook voor werknemers ouder dan 67 jaar betaald worden.